De Vuurvogel Bree & Vostert

+32(0)89 46.50.81

BEL ONS VANDAAG NOG

info@devuurvogel.be

BEREIK ONS VIA MAIL

8u30-12u10 en 13u30-15u10 Wo. 8u30-12u10

SCHOOLUREN

LEREN STUDEREN

Je Tijd

Lees meer...

Werkplek

Lees meer...

Thuis

Lees meer...

Wiskunde

Lees meer...

Frans

Lees meer...

Nog meer

Lees meer...

Online oefenen

Lees meer...

Je tijd 

Lessen leren & begin ermee in de klas!
Lessen leer je thuis, denk je wellicht. Toch is dat maar gedeeltelijk waar. Lessen leren begint in de klas. Als je goed meewerkt in de klas, hoef je thuis niet zo heel lang meer te studeren.

Maar wat is dat dan, goed meewerken in de klas?

♦ 
Probeer met je aandacht heel goed bij de les te blijven.
♦  Denk mee als je leerkracht iets uitlegt: volg alle stapjes in de uitleg mee en probeer elke stap te begrijpen. Als je een stapje niet begrijpt, vraag dan uitleg!
♦  Als andere leerlingen aan de beurt zijn, volg dan mee. Ook van je medeleerlingen kan je heel wat leren.
♦  Als je schriftelijk oefeningen oplost, werk dan zelfstandig. Vraag alleen hulp van de leerkracht als je echt alles geprobeerd hebt om zelf een oplossing te vinden.
♦  Je mag gerust fouten maken in je werk, niemand is perfect. Bedenk wel waarom je antwoord fout is en wat  je moet doen om tot een juiste oplossing te komen.
♦  Een ordelijk en verzorgd geschreven werk kan je veel makkelijker instuderen.

WAT JE ECHT BEGRIJPT, ONTHOUD JE VEEL MAKKELIJKER!

Je werkplek 

Je werkkamer

Enkele tips voor wie een eigen werkkamer heeft:
♦  Zorg dat het gezellig is, je moet er immers heel wat tijd doorbrengen.
♦  Zorg dat er voldoende verlichting is.
♦  Zorg voor orde, zo spaar je tijd.
♦  Woordenboeken en werkmateriaal moeten steeds binnen handbereik zijn.
♦  Geen televisie in je werkkamer.
♦  Muziek mag, maar tijdens het studeren alleen zachte achtergrondmuziek.
♦  Zorg voor voldoende verluchting.


Enkele tips voor wie geen eigen werkkamer heeft:
♦  Alle tips hierboven gelden ook voor wie geen eigen werkkamer heeft.
♦  Zorg dat je van op je werkplek niet te veel zicht hebt op je andere huisgenoten of op je tuin of straat.
♦  Zorg ervoor dat andere huisgenoten je met rust laten als je aan het werk bent.

En thuis dan… ?? 

Zorg ervoor dat je een eigen plekje hebt om te werken. Je mag het gerust een beetje gezellig maken, maar let op dat je je niet omringt met te veel afleiders!

Stel je de volgende vragen:
♦  Wat moet ik doen?
⇒ 
Gebruik hiervoor je agenda

♦ Hoe ga ik dat doen?
⇒  De leerkracht geeft je regelmatig tips hoe je het leren van je lessen aanpakt. Ook op deze website vind je een heleboel tips voor het leren van je lessen Frans, taal, wiskunde, WO, expressief lezen en voordragen. Rechts in het menu vind je meer info over leren leren.

♦  Hoe ga ik mezelf controleren?
⇒  Als je jezelf controleert, wees dan niet te vlug tevreden. Als je vaststelt dat je je les nog niet goed kent, vraag je dan af hoe je het beter kan aanpakken en leer opnieuw.


Plannen is de kunst !

Taal 

In de klas

 

LUISTER- EN SPREEKLESSEN
♦  Doe actief mee.
♦  Luister aandachtig en geconcentreerd.
♦  Volg de gedachtegang mee, als je zelf niet aan de beurt bent.
♦  Durf ook zelf het woord nemen.
♦  Blijf bij het onderwerp en overdenk eerst wat je gaat zeggen voor je het woord vraagt.


SPELLINGLESSEN
♦ 
In de lessen spelling is het van belang dat je met zorg en foutloos (over)schrijft.
♦  Schrijf onthoudwoorden meermaals over. Prent daarbij de moeilijkheid goed in je hoofd.
♦  Zorg ervoor dat je bij regelwoorden de regel begrijpt en kan toepassen.
♦  Hou een lijst bij van woorden die jij moeilijk vindt.
♦  Heb je in de klas een momentje tijd, maak dan een zelf of een partnerdictee, kies daarbij uit je lijst van moeilijke woorden.


LEESLESSEN
♦ 
Verken eerst de tekst: titel, tussentitels, illustraties. Vraag je af wat je al weet over de tekst.
♦  Lees aandachtig! Stop af en toe en vraag je af wat je gelezen hebt.
♦  Zoek moeilijke woorden op in een woordenboek.
♦  Moet je vragen beantwoorden, zoek dan de antwoorden in de tekst.
♦  Als je mag samenwerken met je buur, bespreek dan met elkaar waarom een antwoord volgens jou goed of fout is.
♦  Volg bij de klassikale besprekingen de uitleg goed mee. Leer van je fouten!


STELLEN
♦ 
Werk volgens een stappenplan. Het is misschien even wennen, maar je stelwerkjes zullen er een heel stuk op vooruitgaan als je eerst goed overdenkt wat je gaat schrijven.
♦  Besteed voldoende aandacht aan het herlezen, het controleren van je werk.


TAALBESCHOUWING
♦ 
Belangrijk hierbij is goed te leren redeneren. Dat kan als je de redeneringen van de leerkracht of een medeleerling goed mee volgt.
♦  Vaak moet je jezelf een aantal vragen stellen, om tot een juist antwoord te komen. Doe dat ook


En thuis

SPELLING
♦  Regelmatig oefenen is de boodschap!
♦  Maak een lijst van moeilijke woorden en oefen vooral deze woorden.
♦  Een goede werkwijze bij het leren van onthoudwoorden is de volgende: lees drie woorden, bekijk ze aandachtig, dek ze af en schrijf ze op, controleer nauwkeurig.
♦  Bij het leren van regelwoorden lees je eerst de regel, probeer hem te begrijpen en in te prenten. Daarna oefenen: woorden schrijven en controleren of je de regel juist toepast.


MEENEMERTJES
♦ 
Lees de meenemertjes na iedere les thuis na! Ook hier: eerst begrijpen, dan inprenten.
♦  Taalschatoefeningen moet je meestal echt van buiten leren! Wees daarbij niet te vlug tevreden.
♦  Oefen vooral wat je zelf moeilijk vindt op het vlak van taalbeschouwing. Gebruik daarvoor je werkboek en/of je taalboek. Maak enkele oefeningen opnieuw en controleer jezelf.


TOETSEN
♦ 
Vraag steeds aan je leerkracht een duidelijk overzicht van wat je moet leren voor een toets.

LEZEN
Regelmatig een goed jeugdboek lezen, helpt je echt om een goed taalgevoel te ontwikkelen. Je woordenschat wordt er rijker door en je leert goede zinnen bouwen. Bovendien leer je je inleven in andere personen en situaties. Lezen in goede jeugdboeken kan echt leuk zijn! Weet je niet goed welke boeken kiezen, vraag dan hulp aan je ouders of aan je leerkracht. Probeer iedere dag minstens een kwartiertje te lezen.

ALGEMEEN
Je kan ook op het internet terecht om leerstof in te oefenen. Ook op deze website vind je een verzameling nuttige links.

Wiskunde 

In de klas

♦  Volg de uitleg van de leerkracht goed mee.
♦  Vraag uitleg als je iets niet begrijpt.
♦  Werk zo zelfstandig mogelijk aan de oefeningen.
♦  Krijg je een oefening niet onmiddellijk opgelost, gebruik dan een hulpmiddeltje zoals een tabel, een tekening, een omzetting van % in breuk of kommagetal.
♦  Zeg voor jezelf wat je moet zoeken, vaak moet je werken met tussenstappen om tot een oplossing te komen. Soms kan het ook helpen in een oefening of vraagstuk de getallen te vervangen door eenvoudigere getallen.
♦  Moet je cijferen, controleer dan steeds je oefening.
♦  Gebruik je gezond verstand en kijk na of je antwoord wel mogelijk is.


En thuis

♦  Lees de leerstof aandachtig na.
♦  Sommige leerstofonderdelen, zoals formules of regels voor hoofdrekenen moet je echt van buiten leren. Voor je van buiten leert, eerst begrijpen.
♦  Maak enkele oefeningen en controleer jezelf.
♦  Lukt het nog niet, studeer dan nog eens opnieuw, vraag uitleg thuis of schrijf je probleem op en vraag uitleg aan je leerkracht.
♦  Je weet zelf welke leerstof je moeilijk vindt en welke niet. Herhaal.
♦  Je kan ook op het internet terecht om leerstof in te oefenen. Klik hierboven in het menu op ‘Verder surfen’. Dan vind je heel wat nuttige links.

Frans

In de klas

Bij het leren van een taal is luisteren en nazeggen heel belangrijk. Zo leert een baby ook zijn eerste woordjes.

Het is dus belangrijk dat je in stilte meedoet, als de leerkracht een tekst leest of een oefening voordoet of als een medeleerling aan de beurt is. Het is ook van belang dat je de Franse zinnen volledig begrijpt. Ben je de betekenis van woorden vergeten, vraag dan uitleg of zoek ze op in de woordenlijst.

Schrijf verzorgd en heel nauwkeurig. Controleer jezelf voortdurend.


En thuis

WOORDENSCHAT
♦  Dek eerst de Nederlandse woorden af. Lees de Franse woorden en vertaal ze. Controleer voortdurend. Zet een teken aan woorden die je moeilijk kan onthouden. Oefen die woorden regelmatig opnieuw.
♦  Dek dan de Franse woorden af. Lees de Nederlandse woorden en vertaal ze in het Frans. Controleer jezelf voortdurend. Zet een teken aan woorden die je moeilijk kan onthouden en oefen die woorden regelmatig opnieuw.
♦  Neem dan een blaadje en dek de Franse woorden af. Lees de Nederlandse woorden en schrijf de Franse woorden op. Controleer jezelf heel nauwkeurig. Zet een teken aan de woorden die moeilijk zijn voor jou en oefen die woorden regelmatig opnieuw.

TEKSTEN EN DIALOGEN
♦ 
Lees de leesteksten thuis eens hardop, met een goede intonatie en met zo weinig mogelijk fouten. Begrijp je alles goed? Zoek in je woordenlijst achteraan als er nog iets onduidelijk is.
♦  Herlees de tekst nu enkele keren hardop. Beeld je in dat je echt tegen iemand spreekt en dat je die persoon iets moet vertellen of hem moet overtuigen. Moet je de tekst of de dialoog van buiten leren? Dek dan met een blad een deel van de tekst aan de rechterkant af (een centimeter of twee is al voldoende om te beginnen!). Herlees de tekst: kun je vlot aanvullen wat afgedekt is? Als je twijfelt, ga dan even kijken.
♦  Herbegin, maar dek nu wat meer af door het afdekblad wat meer naar links te verschuiven. Kun je de hele tekst nog vlot weergeven?
♦  Ga zo verder tot je de hele tekst kunt afdekken.

OEFENINGEN EN SPRAAKKUNSTPUNTEN
♦ 
Lees de spraakkunstpunten aandachtig. Ook hier eerst begrijpen en dan inprenten.
♦  Maak de oefeningen zoals aangeduid. Als je antwoorden moet afdekken, controleer jezelf dan voortdurend. Oefen regelmatig luidop.

WO


Neem de teksten in je boek, je werkschrift of je onthoudbladen door in vijf stappen.

1. Verkennen:
♦  Waarover gaat de les?
♦  Lees de titel en de tussentitels.
♦  Bestudeer de prenten en de illustraties.
♦   Vraag je af wat je al weet over de les.

2. Lezen en begrijpen
♦   
Lees de tekst aandachtig door.
♦   Wat je niet begrijpt, zoek je op in de woordenlijst achteraan in je boek of in een woordenboek. Wat je niet vindt, vraag je aan je leerkracht. Schrijf het op een briefje en vraag uitleg tijdens de volgende les.

3. Inprenten
♦   
Lees de tekst opnieuw. Zoek sleutelwoorden. Zoek de hoofdgedachte van alinea’ s. Vat regelmatig samen wat je gelezen hebt.
♦   Noteer de sleutelwoorden in een schema.
♦   Stel zelf vragen bij de tekst en los ze op. Stel je voor dat jij de leerkracht bent en maak zelf een toets. Er mogen gerust moeilijke vragen bij zijn.

4. Herhalen
♦   
Doorloop de eerste drie stappen de avond dat je de les in de klas hebt gekregen.
♦   Herhaal de les nog minstens één, maar liefst twee keer, enkele dagen vóór een toets.

5. Controleren
♦   
Los de vragen nog eens op die je zelf opgesteld hebt.
♦   Probeer de les aan de hand van het schema met je eigen woorden na te vertellen.
♦   Neem je werkboekje erbij, dek de antwoorden af en probeer de vragen opnieuw te beantwoorden.

Nog meer…. 

Voordracht
♦  Lees eerst je gedicht enkele malen expressief luidop. Let op een verzorgde uitspraak en een juiste toon. Spreek luid genoeg. Denk al na over passende gebaren, attributen, gezichtsuitdrukkingen, …
♦  Leer je gedicht perfect van buiten. Een lang gedicht verdeel je in stukken. Herhaal dit enkele dagen na elkaar, tot je het gedicht juist en zonder nadenken kan opzeggen.
♦  Oefen nog enkele malen hardop met gebaren, attributen, …Ben je erg zenuwachtig om voor de klas voor te dragen, zorg er dan voor dat je als eerste aan de beurt bent. Als je je beurt gehad hebt, kan je nog genieten van de voordracht van de andere leerlingen, zonder je zelf nog zorgen te moeten maken.


Expressief lezen
♦ 
Lees eerst de tekst in stilte, zoek woorden die je niet begrijpt op in een woordenboek.

40

Leerkrachten

405

Leerlingen

23

Klassen

13

Medewerkers